Duurzaamheidsbrug tussen Deldense sportaccommodaties
DELDEN – Bouw tegenwoordig eens een konijnenhok. Duurzaamheid is een van eerste factoren waarmee je rekening dient te houden. Al snel zitten er zonnepanelen op het dak, wurmt de Vlaamse reus zich in een tredmolen en wordt uit zijn keutels energie opgewekt. En terecht, want bouwen doe je met het oog op een duurzame toekomst. Die toekomst staat ook bij de partijen achter Sporthal de Mors (bepaald geen konijnenhok) hoog in het vaandel, zo blijkt bij een nadere inspectie van plannen en ondergrondse werkzaamheden.
Het duurzame karakter van de nieuwe Deldense sporthal – en in breder perspectief het sportpark – dat op De Mors verrijst, gaat inmiddels al grotendeels onder vele kuubs zand schuil. In mansdiepe sleuven tussen de machinekamer van het buitenbad en de plek waarop de eerste contouren van een hal al zichtbaar zijn, werd een ogenschijnlijke wirwar aan buizen, slangen en leidingen verborgen. Daarin zal de symbiose tussen hal en bad zijn beslag gaan vinden, een ondergrondse duurzaamheidsbrug die uitstekend past in de groene idealen van de SBR en de duurzame praktijken van de lokale bouwcombinatie.
Het pannenbier zal nog even op zich laten wachten, maar als Sporthal de Mors straks een dak heeft dan zal dat vol komen te liggen met bij benadering 1000 zonnepanelen. Ruim voldoende om het licht op het sportpark te laten branden, maar ook om tijdens het zwemseizoen op het bad grotendeels in de energiebehoefte te voorzien. Die energiestroom is de enige beweging van sporthal naar zwembad, de verdere transitie gaat andersom, waarbij het zwembad dus eigenlijk als knooppunt voor nutszaken en warmte fungeert.
Zo wordt dataverkeer, koud- en circulatiewater en zelfs warm water straks ondergronds van nummer 4 naar nummer 3 verscheept. Op het zwembad wordt sinds jaar en dag al gedoucht op warmte uit zonnecollectoren. Dat tapwater, naverwarmd met een warmtepomp, wordt straks dus doorgesluisd naar de sporthal om daar in dezelfde behoefte te voorzien. Het water kan tussentijds worden opgeslagen in een van de drie te plaatsen buffers, waarbij de warmte uiteraard wordt teruggewonnen. Voor de verwarming van het zwembadwater wordt al jaren een beroep gedaan op warmtepompen, daarvan wordt er een extra geplaatst. Met de stroomtoevoer vanaf de hal is de verwachting dat ook voor deze pompen nog weinig gas nodig zal zijn.
In tijden van corona is het vooruitzicht van een sportpark dat ondergronds innig geworteld en qua energie grotendeels zelfvoorzienend is een mooie opsteker. Dreigende vertragingen bij de bouw en vraagtekens bij het zwemseizoen zijn nu flinke tegenvallers, maar zullen over een jaar hopelijk in perspectief staan. En bouwen doe je voor die toekomst, een duurzame toekomst.